U heeft een oudere kat

Onze huiskatten kunnen soms heel oud worden! Ouderdom komt echter vaak wel met gebreken. Katten kunnen bijvoorbeeld moeite krijgen met bewegen, eten minder, vallen af of drinken en plassen meer. Veel van de aandoeningen bij oudere katten kunnen gelukkig goed behandeld worden als ze in een vroeg stadium worden opgemerkt. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van ons seniorenconsult.

Artrose

Vrijwel alle katten boven de 10 jaar krijgen last van artrose (osteoartritis). Het is een geleidelijk proces waarbij het kraakbeen in gewrichten slijt. In een later stadium kan zelfs het bot erbij betrokken raken. Dit is een pijnlijke aandoening. Katten zijn echter meesters in het verbergen van pijn en het herkennen van artroseklachten kan daardoor soms lastig zijn. Vaak zien we subtiele veranderingen in de beweging, zoals aarzelen bij het springen, minder hoog springen, moeite met traplopen of stram lopen na het opstaan. Ook slapen katten met artrose meer, spelen ze minder, verzorgen ze hun vacht minder goed en kunnen ze onverwacht agressief reageren naar soortgenoten of bij het aaien of oppakken. Naast artrose in de gewrichten zien we soms ook een vorm van artrose in de rug. We noemen dit spondylose (spondylosis deformans). Dit is een aandoening waarbij vergroeiingen in de rugwervels ontstaan, in de vorm van bothaakjes en botbruggen.

Artrose kunnen we helaas niet genezen. Wel kunnen we met behulp van pijnstillers, aangepaste beweging, voeding en/of gewrichtssupplementen ervoor zorgen dat uw kat zo comfortabel mogelijk is en kan genieten van zijn of haar oude dag. Ontstekingsremmers zorgen voor het vertragen van verslechtering in de gewrichten.

Nierproblemen

Chronisch nierfalen komt veel voor bij oudere katten. Dit is een proces waarbij er steeds meer littekenweefsel in de nieren ontstaat, waardoor de hoeveelheid functioneel nierweefsel langzaamaan afneemt. Omdat verschijnselen pas ontstaan wanneer ongeveer 75% van de nieren aangetast is, wordt nierfalen vaak pas in een vergevorderd stadium vastgesteld.

Katten met chronisch nierfalen vallen vaak af, hebben een slechtere eetlust, braken soms, drinken en plassen veel, stinken soms uit het bekje, zijn minder actief en kunnen uitdrogingsverschijnselen vertonen. De diagnose wordt gesteld door middel van een bloedonderzoek. Daarnaast adviseren we om de bloeddruk te laten controleren (zie afbeelding hieronder) en het eiwitverlies in de urine te bepalen.

Katten met chronisch nierfalen kunnen we helaas niet genezen. Wel kunnen we de achteruitgang van de nierfunctie proberen te remmen en uw kat zo comfortabel mogelijk maken. Behandeling kan bestaan uit het toedienen van een infuus, een nierdieet en eventueel medicatie (zoals bloeddrukverlagers, medicatie om het eiwitverlies via de urine te beperken en medicatie tegen misselijkheid).

Hyperthyreoïdie

In tegenstelling tot bij de hond, waarbij de schildklier vaak te traag werkt, hebben de meeste katten met schildklierproblemen juist een te snel werkende schildklier. Dit noemen we hyperthyreoïdie. Hierbij maakt het lichaam een te grote hoeveelheid van het schildklierhormoon aan met als gevolg een snellere stofwisseling. Een kat waarbij deze diagnose wordt gesteld is gemiddeld 12 jaar oud.

De meeste katten met hyperthyreoïdie drinken en plassen veel, zijn erg onrustig, gaan op andere/koudere plekken liggen en vallen af ondanks een toegenomen eetlust. Sommige katten braken of hebben diarree. Bij ongeveer 10% van de katten zien we juist het tegenovergestelde: zij worden erg sloom, vertonen spierzwakte en willen niet eten.

De diagnose wordt gesteld met behulp van een bloedonderzoek, waarbij we een verhoogd gehalte aan schildklierhormoon (T4) meten. Naast het bepalen van de T4 waarde controleren we ook andere waarden in het bloed om andere aandoeningen uit te sluiten. Tot slot controleren we de bloeddruk, omdat deze vaak verhoogd is bij katten met een snelle stofwisseling en dit uiteindelijk kan leiden tot blindheid, hartfalen en nierschade.

Een te snel werkende schildklier bij de kat is in de meeste gevallen goed te behandelen. Er zijn verschillende behandelingsopties:

  1. Felimazole of Thiafeline tabletten of Thiamacare vloeistof. Deze medicijnen bevatten schildklierremmers, die ervoor zorgen dat er minder schildklierhormonen worden geproduceerd. De medicatie moet vaak levenslang worden gegeven.
  2. Carbimazol oorzalf. Deze zalf is ontwikkeld voor katten waarbij het ingeven van medicatie niet lukt. Helaas kan het dagelijks aanbrengen van de zalf wel huidontstekingen veroorzaken.
  3. Radioactief jodium. Voor deze behandeling sturen wij u door naar een specialist, waar de kat een injectie krijgt met radioactief jodium. Deze stof zorgt ervoor dat alle overactieve schildkliercellen afsterven en de goede cellen in leven blijven. Omdat de kat hierna een tijd radioactief is, wordt hij/zij gedurende 5-14 dagen in de kliniek opgenomen. De meeste katten hebben na de behandeling geen medicijnen meer nodig.
  4. Jodiumarme voeding (Hills YD). In deze voeding zit een verlaagd jodium gehalte, waardoor de kat minder schildklierhormonen aan kan maken. Wel is het belangrijk dat de kat niets anders eet dan dit voer.
  5. Operatie. Wanneer er duidelijk een vergrote schildklier te voelen is, kan deze operatief worden verwijderd. Belangrijk is wel dat in ieder geval één bijschildklier intact blijft, omdat de kat anders last kan krijgen van een levensbedreigend laag calciumgehalte. Na de behandeling heeft de kat geen schildkliermedicatie meer nodig.

Wanneer de kat tabletten, vloeistof, oorzalf of jodiumarme voeding krijgt, is het belangrijk om de schildklierwaarde na 2-3 weken te laten controleren. Wanneer de schildklierwaarde genormaliseerd is, controleren we ook de nierfunctie. Doordat katten met een te snel werkende schildklier een verhoogde doorbloeding hebben, kunnen nierproblemen worden gemaskeerd. Na behandeling van de hyperthyreoïdie normaliseert de doorbloeding en kan het nierprobleem naar voren komen.

Vragen over onze diensten?

Neem dan contact met ons op